Spreuken 3:5-6

5 Vertrouw op de HEERE met heel je hart,
en steun op je eigen inzicht niet.
6. Ken Hem in al je wegen,
dan zal Híj je paden rechtmaken.

 

Meditatie over Spreuken 3:5-6

Het Bijbelboek Spreuken is een heerlijk, praktisch Bijbelboek. De Heere geeft ons daar onderwijs, zoals een vader onderwijs kan geven aan zijn zoon. Met alle liefde bindt God ons op het hart hoe we moeten leven. Praktisch, concreet, en zó wijs. Om het goede, ware leven te leven. Tot eer van God. Dicht bij Jezus Christus. Een leven tot in eeuwigheid.

De HEERE vraagt dan bovenal één ding van ons. En dat is vertrouwen. Vertrouw de HEERE met heel je hart. Met alles wat in je is. Vertrouwen is echt je overgeven aan God. Zoals wij ons achterover kunnen laten vallen, en vertrouwen dat de twee mensen die daar staan ons ook opvangen. Zo moeten wij ons leven toevertrouwen aan de HEERE. Omdat we weten: Hij doet wat Hij zegt. Hij is trouw. Hij redt mij. En leidt mij. In een moeilijk periode is Hij er. En ik vertrouw op zijn wijsheid, door gehoorzaam te doen wat Hij vraagt.

Maar wat kan dat lastig zijn. We zijn vaak eigenwijs. Omdat we denken, waarom gaat God deze weg met mij? Dat is toch helemaal geen goede, verstandige weg? Dat is juist een moeilijke, harde weg. Of dat we denken: waarom vraagt de HEERE van mij om dit of dat te doen. Wat is toch helemaal niet nodig? Ik ga wel op mijn eigen pad. Ik maak wel mijn eigen keuzes.

Wat doen we dan eigenlijk? Dan vertrouwen we ons misschien wel aan de HEERE toe. Maar niet met héél ons hart. Niet met héél ons leven. Niet in ál onze wegen. Maar dat vraagt God nu juist wel van ons. Niet maar een beetje vertrouwen. Maar alles. Helemaal. Altijd.

Kunnen wij dat? Nee. Doen wij dat? Ook niet. Weet je hoe zo’n leven vol vertrouwen er uit ziet? Dan moet je kijken naar Jezus Christus. Die leefde helemaal in vol vertrouwen op God. Hij steunde niet op eigen inzicht. Zelfs in het diepst van zijn lijden, toen Hij vroeg: laat deze beker aan Mij voorbijgaan. Zelfs toen zei Hij: maar laat niet Mijn wil, maar uw wil geschieden. Hij kende God, in al zijn wegen. Zelfs op die weg, die voor Hem leidde naar Golgotha.

Als je Jezus wilt kennen in al je wegen. Verlangt om Hem te vertrouwen met heel je hart. Dan ben je op de goede weg. Dan belooft de Heere: Ik zal je paden recht maken. Dat betekent niet, dat alles in je leven zal lukken. Dat alles goed komt. Maar de HEERE belooft wél: Ik ben er bij. Ik zal je helpen, ook in moeiten en verdriet. En ik geef je een hart, dat zijn vreugde in Mij vindt. Ondanks alle verdriet en strijd die er kan zijn.

Ga niet in eigen wegen! Wees niet dwaas. Want dat leidt tot de eeuwige ondergang. Maar vertrouw op de HEERE met heel je hart. Ken Hem in al je wegen. Dan zal Hij je paden recht maken.

 

Vragen ter overweging

  1. In welk deel van je leven vindt je het gemakkelijkste om op de HEERE te vertrouwen?
  2. En in welk deel van je leven vindt je dat juist het moeilijkste?
  3. Hoe kan je merken dat de Heere ‘je paden recht maakt’?
  4. Wie zou je graag willen bemoedigen met deze Bijbeltekst?

Lezen Spreuken 3 (klik hier).

De preek over Spreuken 3:5-6 van ds. C. Koster is via deze link na te luisteren (de preek begint vanaf 28:30).

Meditatie over het negende gebod en Efeze 4:17-32

Als er ruzie is, dan gebeurt het snel. “Dat heb ik niet gezegd.” De waarheid wordt meteen bestreden of verdraait. Wat is wel en wat is niet echt gebeurd is dan vaak lastig uit te zoeken. Vandaag is het lastig om de waarheid te achterhalen. In tijden van oorlog zijn vele mensen daar voortdurend mee bezig om de beelden en berichten te verifiëren, om te kijken wat waar is. Bij de verkiezing in Amerika zijn factcheckers continu aan het werk. Vaak zijn die er best handig in, en hebben ze snel boven water of iets wel of niet waar is. Toch blijft het soms wel lastig. In rechtszaken waarin het gaat over grensoverschrijdend, seksueel gedrag bijvoorbeeld. Was de seksuele omgang wel of niet met iemand instemming? Dan is het zomaar het woord van de een tegen het woord van de ander.

Vroeger was het nog veel moeilijker. Toen hadden ze geen camera’s, foto’s, emailberichten. Eén van de weinige dingen waar ze gebruik van konden maken is: getuigen. Iemand die iets zelf had gezien. En zo’n getuige kon dan een schuldige schuldig verklaren of een onschuldige vrijspreken. Maar, dan moet zo’n getuige wel betrouwbaar zijn. Stel dat een valse getuige zei dat hij iemand overspel heeft zien plegen (daar stond de doodstraf op). Dan kon het dus de ander zijn kop kosten!

De HEERE heeft daarom in zijn geboden aangegeven hoe belangrijk het is dat je de waarheid spreekt. Je mag niet vals getuigen tegen de ander. En dat was niet alleen vroeger belangrijk. Ook vandaag is dit nog zó belangrijk. Dat je eerlijk bent. Betrouwbaar in je spreken. De indruk die een ander geeft over jou, kan je maken of breken. Kan je goede naam eer aan doen of te gronde richten. En het is zó gemakkelijk gezegd. Even iets doorvertellen, wat echt is gebeurd. Maar wat echt niet moest worden gezegd. Even net iets achterwege laten, om het beeld gunstig te beïnvloeden.

Nee, zegt de Heere. Nee, zegt Paulus. Spreek de waarheid tegen elkaar. Dat is de wil van God (Ef. 4:25). Niet de leugen, want dan sta je in verbinding met de vader van de leugen. Kijk daarvoor uit. Bekeer je, van zonden met de lippen. Maar spreek de waarheid. Wat is dat: de waarheid spreken? Niet de harde waarheid, zodat je alle zonden en narigheid van een ander zo mag doorvertellen. Nee, de waarheid in God en Jezus Christus. De waarheid, die vervuld en omringt wordt door liefde. Door zelfbeheersing. Om tot zegen van de naaste te zijn.

God wil je die kracht geven. Jezus Christus is zelf de Waarheid. Hij ging als Verlosser zijn weg in deze wereld. Hij ging gebukt onder de leugen. Werd vals beschuldigd. Zelfs vals veroordeeld. Hij kwam om te lijden en te sterven, voor onze zonden. En als je de toevlucht neemt tot Hem. Dan wil zijn Geest je leiden, achter Hem aan. Om zo de waarheid te spreken. Uit liefde voor God. En uit liefde voor je naaste.

Vragen ter overweging
1. Is roddelen voor jou een grote verleiding? Waarom wel of niet?
2. Hoe kan je zo spreken, dat je de goede naam van je naaste juist beschermt?

Lezen Efeze 4 (klik hier).

De preek over het negende gebod is helaas niet na te luisteren, vanwege een geluidsstoring.

Meditatie over Hebreeën 6:17-18

Als je zweert, dan gebruik je Gods naam. Dan zeg je eigenlijk: ik roep God als mijn getuige aan voor de waarheid van mijn woorden. Hij mag mij straffen, als ik lieg. Maar wat nu – als God zweert? Als God een eed aflegt bij zichzelf? Wat betekent dat? Waarom doet God dat? In Hebr. 6 wijst de schrijver er op dat de Heere inderdaad een eed aflegt. Niet omdat Hij een onbetrouwbare God zou zijn – en het nodig zou zijn om te zweren. Natuurlijk niet. Maar wel om de gelovigen extra zekerheid te geven. Extra houvast. Extra troost. Zodat we vast en zeker mogen weten: het is echt waar wat God zegt. Zijn beloften zijn ontwijfelbaar. Hij doet wat Hij zegt. En als het niet uitkomt – stel dat dat zou kunnen gebeuren. Dan houdt God op met God zijn. Hij staat zelf in voor de waarheid van zijn woorden. Met zijn eigen Godheid, bestaan en karakter staat Hij garant: mijn woord is betrouwbaar.

Wanneer had God die eed afgelegd? Dat was in de tijd van Abraham. Want God gaf hem de opdracht om zijn zoon Izak te offeren. Een heel ingrijpend gebod. Izak was een van God ontvangen geschenk. In deze zoon zou God uit Abraham een groot volk maken. Hoe moest die belofte nu vervuld worden zonder Izak? Dat kan toch niet? Toch deed Abraham gehoorzaam wat God van hem vroeg. Hij ging heen, en was bereid Izak te offeren. En toen God op het allerlaatste moment ingreep – Abraham had het mes al in zijn hand – toen wist God zeker: Abraham heeft de HEERE zo lief, hij is zelfs bereid om zijn eigen zoon te offeren. Dan, als reactie op dit geloof van Abraham, wil de HEERE Abraham en zijn nakomeling extra rust geven. Extra troost en houvast. Dan zweert de HEERE (Gen. 22:16-17): “Ik zweer bij Mijzelf, omdat u dit gedaan hebt en Mij uw zoon, uw enige niet onthouden hebt, zal Ik u zeker rijk zegenen en uw nageslacht zeer talrijk maken, als de sterren aan de hemel en zand dat aan de oever van de zee is. Uw nageslacht zal de poort van zijn vijanden in bezit hebben. En in uw Nageslacht zullen alle volken van de aarde gezegend worden, omdat u Mijn stem gehoorzaam geweest bent.”

Wat bijzonder. De HEERE zweert – niet voor zichzelf. Maar voor Abraham, voor Israël en voor ons, het nageslacht van Abraham. Nu zijn wij nog overvloediger verzekerd. Gods plan is onveranderlijk. Zijn troost is zo machtig sterk. Onverwoestbaar. Niets kan zijn belofte aan de kant vegen. Of ongedaan maken. Als je tot Hem de toevlucht neemt, dan heb je vaste hoop. Niet in onszelf – zeker niet. Maar God de Vader, door zijn Zoon Jezus Christus. Vaste hoop op het eeuwige leven. Wat een rijke troost!

 

Vragen ter overweging

  1. Hoe vindt jij zekerheid in het leven?
  2. Geeft Gods belofte jou echt houvast en rust?
  3. Welke hulpmiddelen heeft de Heere nog meer gegeven aan christenen, om (naast Gods Woord) extra kracht te ontvangen in het geloof?

 

Lezen Hebreeën 6 (klik hier).

De preek over Hebreeën 6:17-18 is door een technische fout helaas niet na te luisteren.

Meditatie over Exodus 3:1-15 nav. Zondag 36 van de Catechismus

Wat betekent een naam, vandaag de dag? Als je een andere naam zou hebben gekregen van je ouders, zou je dan ook echt een ander persoon zijn geworden? Ik denk het niet. En als iemand tegen je zegt: he Flipje, dan luister je ook. Een naam lijkt niet zo belangrijk. Maar als jij je huisdier een naam mag geven? Of stel dat je vader of moeder mag worden, en je mag jouw kind een naam geven? Dan ga je daar wel werk van maken. Hoe zal het heten? Wat betekent die naam? Een naam kies je niet zomaar. Blijkbaar is een naam toch wel belangrijk.

Als het dan gaat over de Naam van de HEERE – dan laat de HEERE in het derde gebod weten: Mijn Naam is heilig. Mijn Naam is uniek. Mijn Naam mag je niet zomaar, gedachteloos en inhoudsloos gebruiken. Want God is uniek, almachtig, heilig, groot. Wie is deze God dan? In Exodus 3 laat de HEERE iets van zichzelf zien. Doordat Hij zijn Naam openbaart. God geeft Mozes de taak om zijn volk uit Egypte te leiden. En dan vraagt Mozes: wat is Uw Naam? De HEERE zegt: Ik ben Die Ik ben. Dat is aan de ene kant een Naam, waarin de HEERE zegt: Ik ben Mijzelf. Ik ben God. Hoog verheven. Hoger dan ons mensen. Niet in woorden te vatten. En tegelijk bedoelt die Naam ook te zeggen: Ik ben trouw. Ik ben bij Mijn volk – want dat heb ik beloofd.

De HEERE laat dat ook merken in die geschiedenis. Aan het begin van Exodus 3 zegt de HEERE tegen Mozes immers: “Ik heb duidelijk de onderdrukking van Mijn volk, dat in Egypte is, gezien en heb hun geschreeuw om hulp vanwege hun slavendrijvers gehoord. Voorzeker, Ik ken hun leed.” Zie je hoe dichtbij de HEERE is? Hij weet van de nood van zijn volk af. Hij is juist zeer betrokken. Hij is erbij – Hij is Jahwe: Ik ben die Ik ben.

Als een Israëliet die Naam hoorde – dan klonk die Naam als muziek in de oren. Dat is de Naam van die God, die hen heeft bevrijd. Die hen uitleidde uit het slavenhuis van de Farao. De God die hen door de woestijn leidde. De God die hen gaat brengen in het beloofde land. Ronduit een heerlijke Naam! En daarom kunnen en mogen ze die Naam uiteraard niet leeg gebruiken. Natuurlijk niet. Als ze de Naam van déze God gebruiken, dan doen ze dat met liefde. Met ontzag. Met aanbidding. Met lofprijzing.

Dat geldt ook voor ons vandaag. Wij mogen de Naam van de HEERE kennen. Hij heeft Zichzelf immers rijk geopenbaard in zijn eigen Zoon Jezus Christus. In Hem is Gods Naam helemaal uitgetekend. In zijn woorden en daden zien we Gods naam gespeld. Wat is de roeping die wij hebben? Om die Naam te eren. Te aanbidden. Te prijzen. Dat kunnen wij niet volmaakt. Sterker nog, daarin schieten wij zóveel te kort. Maar de Naam van de Heere is groot! Hij heeft zelfs – om zijn eigen Naam – zijn Zoon gezonden om voor al onze zonden te sterven. Om smaad te dragen. Om zo te verlossen eenieder die in Hem gelooft. Zó groot is Gods Naam. Als je iets daarvan ontdekt – dan kan je toch niet anders dan zeggen: Heere, hoe heerlijk is Uw Naam!

Vragen ter overweging
1. Hoe klinkt Gods naam in jouw oren?
2. Weet jij een goede manier om te reageren als iemand vloekt?
3. Merk je ook in je dagelijkse leven dat de Heere dichtbij is?
4. Hoe eer jij de grote Naam van de Heere?

Lezen Exodus 3 (klik hier).

Klik hier om de preek over Zondag 36 en Exodus 3 te horen (de preek begint bij 23.03).

Meditatie over Romeinen 15:4-6

Echt discussiëren met elkaar, dat is knap lastig. Dat je echt goed naar elkaar argumenten luistert. De ander serieus neemt. En probeert in te gaan om wat de ander zegt. Al snel verzand een discussie in ‘ik vind, ik denk, ik voel.’ En dat daarmee ook het laatste woord is gezegd. Want ja, de mening van de ander moet je respecteren toch? Ieder zijn eigen mening. Toch is een christen geroepen om verder te gaan. Een stap dieper te gaan. Natuurlijk mag je op veel vlakken een eigen smaal of mening hebben. Maar als het gaat om zaken van het geloof, dan is dat niet genoeg. Dan zal een christen niet moeten kijken wat hijzelf vindt. Dan moet een christen vragen: wat vindt God? Wat zegt de Heere in zijn Woord. Om daarnaar te luisteren, en daarvoor te buigen.

De kracht en actualiteit van Gods Woord benoemd Paulus in Romeinen 15. De gemeente in Rome heeft last van ruzie en onderlinge verdeeldheid. En Paulus wil hen helpen. Hij laat zien hoe ze met zo’n conflict om moeten gaan. Hij roept hen op elkaar te dragen, te helpen, te steunen (vers 1). En dan wijst hij naar Jezus Christus, die ook niet uit was op eigen belang, maar juist smaad heeft gedragen voor ons – zijn vijanden (vers 3). Dat deed de Heere Jezus in onderworpenheid aan Vaders wil, in gehoorzaamheid aan Gods Woord. En dan zegt Paulus in vers 4, dat dat oude Woord van God ook vandaag nog tot ons spreekt. Wat voorheen is opgeschreven, in het Oude en Nieuwe Testament, dat is voor ons opgeschreven. Tot ons onderwijs. Tot onze lering. Dat Woord is dus niet alleen oud, een boodschap voor mensen van eeuwen terug. Dat Woord is actueel, voor ons vandaag geschreven. God had toen – eeuwen geleden – ook ons al op het oog. God heeft zijn Woord voor ons laten opschrijven, zodat wij ook in onze moderne tijd daar genoeg aan hebben. De Bijbel is het lévende Woord van God. Actueel en krachtig, vól betekenis.

Als je zo buigt voor de Schriften – net als Jezus Christus – dan ontvang je zoveel schatten. Dan is daar kracht waarmee je kan volharden, vertroost wordt en de hoop kan vasthouden. Omringd door zoveel getuigen, door zoveel daden van Gods trouw, dat is bemoedigend. En helpt je verder.

In vers 5 zegt Paulus, dat dat niet alleen uit de Bijbel komt. Maar dat die kracht, troost en hoop bij God vandaan komt. Want de Heere is de God van de volharding en vertroosting. Hij schenkt door zijn Woord kracht en troost en hoop. De Bijbel zelf is dus geen magisch boek. Het is het instrument, het middel dat God gebruikt om kracht en troost uit te delen. Het komt wel via de Bijbel. Maar de Bijbel is niet een magische toverstaf, waar je kracht uit put. Nee, die kracht komt bij God vandaan. Het is daarom ook belangrijk om Bijbellezen samen te laten gaan met bidden. Vragen om Gods kracht, zijn Geest, om de opening van Gods Woord. Zodat je mag lezen en verstaan. Zodat je mag begrijpen en gesterkt worden.

Alleen in deze weg van: samen buigen voor Gods Woord, is de goede weg voor een verdeelde gemeente, zoals in Rome. Dan zijn echt niet alle meningsverschillen verdampt. Nee, je mag anders over bepaalde zaken denken. Zelfs over belangrijke zaken, zoals het al of niet eten van offervlees. Maar als je maar samen buigt voor God, samen gelooft in één Heere, samen deelt in de ene Geest. Samen dient in het ene Koninkrijk.

Dan wil God dat zegenen. Ja, dan is het tot zijn eer. Zodat uit de mond van ál zijn kinderen – hoe verschillend ze ook zijn en hoe verschillend ze ook kunnen denken – alle eer aan God toekomt.

 

Vragen ter overweging

  1. Kan je een voorbeeld noemen van een Bijbelverhaal wat jou in het bijzonder sterkt, bemoedigd of vertroost?
  2. Wat helpt jou om trouw te zijn in het lezen van de Bijbel?
  3. Merk je dat God echt door zijn Woord tot jou spreekt, ook vandaag?
  4. Kan je onderwerpen noemen, die wel belangrijk zijn, en waar je toch van mening over kan verschillen in de kerk?

Lezen Romeinen 15 (klik hier).

Klik hier om de preek over Romeinen 15:4-6 te horen (de preek begint bij 43:50).

Meditatie over Jakobus 4:1-12

 

Opeens is Jakobus vlijmscherp. Het lijkt haast wel over hij de gemeente uitscheldt: “U bent overspelige mannen en vrouwen!” Het is gelukkig geen uitschelden. Jakobus wil de gemeente wakker schudden. Want hoe ze met elkaar omgaan, dat is niet goed. Ze gaan op een manier met elkaar, zoals mensen van de wereld dat misschien doen. Maar mensen van God mogen zich echt niet zo gedragen.

Wat was er dan aan de hand? Er is veel geruzie in de gemeente. Twist. Partijschap. En dat komt, doordat de mensen bezig waren met hun eigen verlangens. Hun eigen koninkrijkje. Hun eigen naam en eer. De gingen met elkaar om, alsof ze niet met elkaar verbonden waren door het kostbare bloed van Jezus Christus. Ze deden tegenover elkaar, net als de discipelen, die ruzie maakten over de vraag wie van hen toch de meeste zou zijn. Wie vooraan mag staan. Wie de meeste eer moet ontvangen. En dat is toch zo verkeerd. Dat is een zondige, wereldse manier van denken. Ze waren ‘vrienden van de wereld’ geworden. En als je dat bent, dan vind je God tegenover je. Dan ben je een vijand van God, zegt Jakobus. Want Jezus Christus heeft het ons niet zo geleerd. Hij leert ons juist te buigen. En te dienen. En de voeten te wassen.

Jakobus roept de gemeente daarom ook scherp op: als je je zo gedraagt, dan dien je de afgoden van deze wereld. Dan ben je gericht op jezelf. En dat kan niet. Je moet God alleen dienen. Daarom noemt hij het ook ‘overspel’. Geestelijke overspel en ontrouw. Je kan niet God dienen en de afgoden. Ze moeten zich bekeren. God alleen wil de eer, aanbidding en lof van hun hart en mond en handen.

Wat moeten ze doen? Ze moeten zich vernederen voor het aangezicht van God. Staan tegenover de heilige, Almachtige God. En beseffen dat ze zondige mensen zijn. Met een zondig hart. En zondige daden. Dan hebben ze wat dat betreft geen reden om meer te lachen. Dan blijft er één ding over: verdriet over de eigen zonden en schulden. Verdriet tegenover de trouwe God. En belijden van zonden. Als ze dan toen, dan zal God tot hen naderen. Zo genadig is God. Hij belooft hen tegemoet te treden met zijn liefde en trouw. Hij vergeeft graag. Want Hij is streng en rechtvaardig, zeker. Maar Hij geeft des te meer genade (vers 4), zegt Jakobus. Dat is het wonder van het evangelie. God verklaart de schuldige zeker niet voor onschuldig. Maar is genadig aan hen, die spijt betuigt. Hij vergeeft graag een ieder, die tot Hem de toevlucht neemt.

Wees geen vriend van de wereld. Integendeel. Zoek Jezus Christus. Dien Hem als Koning van je leven. Want als je Hem zo zoekt en dient en aanbid. Dan ben je geen vriend van de wereld. Nee, dan mag je in geloof weten: Jezus zegt mijn vriend te willen zijn. Zoals Hij dat zelf heeft gezegd in Johannes 15:14 “U bent Mijn vrienden, als u doet wat Ik u gebied.” En als Hij dat van jou zegt, dan ben je in goed gezelschap!

 

Vragen ter overweging

  1. Wat betekent het om vriend van de wereld te zijn? En wat is daar gevaarlijk aan?
  2. Wanneer en hoe verneder jij je onder de hand van God?
  3. Wat betekent het voor jou, dat de Heere je op zijn tijd zal en wil verhogen?

 

Lezen Jakobus 4 (klik hier).

Klik hier om de preek over Jakobus 4:4-10 te horen.

Meditatie over Jakobus 3:1-12

 

Wat kan het irritant zijn, als mensen in herhaling vallen. Steeds hetzelfde zeggen. Dan haak je al snel af, omdat je ’t al eerder hebt gehoord. Herhaling is vervelend, en als het niet strikt noodzakelijk is, dan probeer je dat te voorkomen. Toch valt Jakobus in herhaling. Al twee keer eerder zegt hij tegen de gemeente: zondig niet met je tong. Roddel niet. Spreek geen kwaad. En nu in Jakobus 3 opnieuw, heel uitgebreid, met wel zeven verschillende voorbeelden. Blijkbaar vindt hij dat nodig. Blijkbaar wil hij gebruik maken van de kracht van herhaling. Om de gemeente het echt in te scherpen dat ze moeten opletten in hun spreken en zwijgen.

Ik denk dat deze les niet alleen nodig was voor die gemeente, waar Jakobus deze brief aan schrijft. Deze les is eigenlijk een les voor ons mensen, de eeuwen door. Adam en Eva zondigen met de tong, meteen na de zondeval. Adam spreekt kwaad over God en de vrouw (“de vrouw die U mij gegeven hebt…”). Het Bijbelboek Spreuken staat er vol mee. En tal van voorbeelden zijn uit de Bijbel op te sommen, waar Gods kinderen zondigen met de tong. Dat is denk ik wel herkenbaar, ook vandaag. In de oorlogen, maar ook in tijden van verkiezing, is er een andere oorlog: een informatie-oorlog. Waarin men goed praat over zichzelf. En kwaad spreekt over ander. Ook ons kan dat overkomen. In je eigen leven, in de kring van familie, vrienden, collega’s. In de gemeente van Jezus Christus. Dat je roddelt over de ander. En meestal zijn dat niet eens ronduit leugens. Nee, vaak is het juist de waarheid of een deel van de waarheid, over de ander. Die je dan deelt, omdat het smeuïg is. Omdat het ‘leuk’ is om door te vertellen. Details, die je ter ore is gekomen. En die de ander negatief wegzetten. Of in ieder geval de indruk geven dat jij zó niet bent. Een zonde die ons allen dicht bij het hart ligt. Kinderen van Adam als wij zijn. Gevallen zondaren. Met een hart, vooral vol met liefde voor onszelf. En niet voor God en onze naaste. Dat kan je proeven, in hoe je spreekt over de ander.

Daarom wordt Jakobus niet moe om te zeggen: zondig niet met je tong. Wees niet elkaars leermeesters. Troef elkaar niet steeds af met betweterigheid. De tong is maar een klein lichaamsdeel, maar vergis je niet. Het kan bepalen wie jij bent. Hoe anderen jou kennen. Jakobus vergelijkt het met een vuur: een kleine vonk kan een enorm brand als gevolg hebben. Zo kan één opmerking veel kapot maken. En je kan iets wat eenmaal gezegd is, niet meer terugnemen. Hij bouwt zijn betoog op, totdat het hoge woord eruit komt. “De tong wordt zelf door de hel in vlam gezet.” Daar zie je de echte bron van slechtheid. Een kwade tong komt dáár vandaan: van de vader van de leugen. Slechte woorden brengen je dus in verbinding met de grote tegenstander.

Moet je dan voortaan letten op alles wat je zegt en verzwijgt? Jazeker. Maar dat is niet het enige. We moeten dieper kijken. Want het probleem is niet onze tong alleen. Het probleem zit in ons hart. Jezus Christus zegt dat in Mattheus 15: “Dingen die uit de mond komen, komen voort uit het hart, en die verontreinigen de mens. Want uit het hart komen voort kwaadaardige overwegingen, alle moord, overspel, ontucht, diefstal, valse getuigenissen, lasteringen. Deze dingen zijn het die de mens verontreinigen!” Slechte woorden tonen ons slechte hart. Dáár is bekering nodig! Dat je spijt hebt van je verkeerde woorden, roddel, kwaadsprekerij. En je inspant om goed over de ander te praten. Wij mensen kunnen dat niet. Jakobus zegt het ook: “Geen méns kan de tong temmen.” Zo is het. Wij mensen kunnen dat niet. Maar Goddank, Eén is er, die het wel kan! En dat is de Heilige Geest. Hij kan ons gelijkmaken aan het beeld van Jezus Christus. Toen Hij werd uitgescholden, schold Hij niet terug. Hij leed, en droeg, en volbracht zijn werk. Uit liefde. Als je Jezus Christus kent. En Hem verlangt te volgen. Dan zal dit gebed ook in ons leven steeds meer vorm mogen krijgen: Heere, “mogen de woorden van mijn mond en de overleggingen van mijn hart U welgevallig zijn. O, Here, mijn Rots en mijn Verlosser.”

 

Vragen ter overweging

  1. Wanneer is het voor u het meest verleidelijke moment of situatie om dingen te delen over anderen, die beter zijn om niet te delen?
  2. Herkent u het, dat u achteraf spijt hebt van uw woorden?
  3. Weet u wat uw eigen drijfveer is geweest, als u hebt kwaadgesproken over uw naaste? Zou u iets kunnen doen aan die drijfveer, de motivatie om zo te spreken?

 

Lezen Jakobus 3 (klik hier).

Klik hier om de preek over Jakobus 3:1-12 te horen (de preek begint bij 31:27).

Meditatie over Jakobus 2:8-13

 

Wat is het oneerlijk als er iemand wordt voorgetrokken. Misschien heb je dat wel eens meegemaakt. In de klas of op sport. Dat een ander altijd de beurt krijgt. Of nooit straf krijgt. Dat heet voortrekken en voelt super gemeen. Helaas gebeurt het wel. In de klas. Maar ook wel ons land. Dat sommigen worden voorgetrokken. En dat anderen juist wordt achtergesteld. Op een oneerlijke manier worden benadeeld. Discriminatie heet het dan. En dat is echt niet goed.

En Jakobus laat zien: in de kerk kan dat ook zomaar gebeuren. Dat je druk bent met jezelf. Je eigen eer. Je positie. En dat je dan iemand voortrekt die veel geld heeft. Of een fijn karakter. Of goede humor. Of een goede positie in de gemeente. Terwijl je een ander met minder geld of minder gaven niet ziet staan. Ja, dat je met een boog om de ander heenloopt. En nooit een keer oversteekt. Nooit een vraag, kaart of appje stuurt. Dan doe je eigenlijk hetzelfde. Dan trek je de een voor en benadeel je de ander. Dat discrimineer je in de kerk van vandaag.

En dat is dubbel verkeerd. Want dan beschadig je niet alleen je naaste. Maar ook de goede naam van God en Koning Jezus Christus. Jakobus wijst naar boven. Hij zegt: u heeft de wet ontvangen van de Koning. En als u buigt voor Hem, weet dat voor wie u buigt. Want Hij is de meest nederige Koning. Hij heeft zelf het grote gebod gegeven: heb God lief boven alles en je naaste als jezelf. Hij heeft zelf het grote gebod helemaal gehoorzaamd. Door zijn naaste lief te hebben. Wie de ander ook is. Een hoogstaande Schriftgeleerde. Of een ongeziene man, een zondares, een tollenaar. Anderen lopen er met een grote boog omheen. Jezus niet. Hij gaat ook naar hen toe. Schenkt hen zijn liefde, aandacht en zorg. Hij is immers de Zoon van God. De Redder van zondaren.

Als je Jezus als de Koning in je leven erkent. Dan sta je allemaal op gelijke hoogte. Dan sta je allen aan de voet van het kruis. En kniel je neer, in aanbidding en ontzag. Ja, er is Eén die hoger is. Die op ons neerkijkt. Dat is Hij, die aan het kruis heeft gehangen. Hij, die heeft overwonnen. Jezus Christus. Christenen hebben helemaal geen reden om zich te verheffen. Ze leven allen van dezelfde genade. Ze leven allen uit hetzelfde wonder.

Daarom is het ook zo erg als je op een ander neerkijkt. Dan doe je de Koning geen recht. Erken je Hem niet als de enige Koning. En zet je zijn wet aan de kant. Ja, eigenlijk ga je dan zelf op de troon zitten. Want jij bepaalt ten diepste bij wie het liefdesgebod wél geldt. En jij bepaalt bij wie het gebod niet geldt. Dan heb jijzelf het laatste woord en ben jij feitelijk koning in je eigen leven. Niet Jezus Christus. Zo erg is het om te discrimineren.

Doe het niet, zegt de Heere door Jakobus. Leef in het gebod van ware vrijheid. Leef in de wet van God. Dat bewaart je voor de afgod van eigen eer en eigen positie. De wet van de Heere zet je in de vrijheid van zijn liefde en zijn trouw. Zo komt het er steeds weer op aan. Om te buigen voor Jezus Christus. Vergeving te vragen voor elke keer dat je zelf hebt gezondigd tegen je naaste en tegen God. Om zo, vanuit zijn vergeving, je naaste broeder en zuster lief te hebben. Niet maar sommigen van hen. Nee, állen. Hoe ga jij vandaag je broeder en zuster uit liefde dienen?

Vragen ter overweging

  1. Herken je het in je eigen gedrag, dat je aan sommige gemeenteleden makkelijker en sneller liefdevolle aandacht en zorg geeft dan aan anderen? Hoe komt dat? Zou dat ook discriminatie zijn? Wat kan je er aan doen?
  2. Hoe kan ware liefde en trouw in de gemeente van Jezus Christus groeien?
  3. Op welke manier kan je het beste bespreken als je zelf het gevoel hebt dat anderen jou negeren of achterstellen?

 

Lezen Jakobus 2 (klik hier).

Klik hier om de preek over Jakobus 2:8-13 te horen (de preek begint bij 36:10).