De Here redt
Lezen: Jozua 14:1-15
Zingen: Psalm 16:3

Het gaat in het boek Jozua niet alleen over de strijd van de Here voor zijn volk Israël om aan zijn volk de toezeggingen te realiseren, maar ook vinden we in de boekje de beschrijving van de verdeling van het land dat de Here hen gaf. Hoofdstuk 14 geeft het keerpunt aan van het boek Jozua, want vanaf dit gedeelte vindt de beschrijving plaats van de manier waarop het land aan de stammen van Israël wordt gegeven en wordt ook verhaald de verdeling zelf. Door het lot wordt het gebied voor iedere stam aangewezen, want niet de omvang wordt hier bepaald, maar alleen het gebied wordt toegewezen. De Here meet een ieder zijn woonplaats toe, Hij meet met ruime snoeren.

De verdeling vindt plaats te Gilgal, waar Israël het land was binnengetrokken en had leren wachten totdat de Here het teken gaf om de strijd aan te binden. En te Gilgal komt Kaleb met een verzoek. Hij treedt naar voren om voor zijn huis een bepaald deel van het Judese bergland te verkrijgen. Voor de motivering van zijn verzoek haalt hij de geiten uit het verleden op. Hij wist zich één met Jozua die zicht tijdens het verspieden van het land en tijdens de rapportage over het verspieden op de Here verliet. En ook nu toont Kaleb zich één met Jozua. Want dit verzoek zelf is al een geloofsdaad. Hoewel hij oud geworden is, op vijfentachtig jarige leeftijd gekomen, is hij nog krachtig, en in zijn ouderdom wil hij nog rijpe en rijke vrucht dragen voor het koninkrijk van de God van Israël. Hij vraagt niet het gemakkelijkste deel. Hij vraagt juist om de toewijzing van het moeilijkste deel, het gebied waar de Enakieten wonen. Hij probeert de strijd niet te ontlopen. En schuwt op zijn leeftijd de strijd niet. Maar zoekt zelfs de strijd, en dan nog wel zoekt hij het daar waar de zwaarste strijd valt te verwachten. het is een duidelijk bewijs dat hij niet alleen in de bloei van zijn leven, zo’n veertig jaar geleden,  zijn kracht zocht bij de Here. Maar ook in zijn ouderdom getuigt hij hiervan dat hij zijn hulp alleen van de Here verwacht. En daarom loopt hij ook niet om de strijd heen met een grote boog. Hij weet zich één met Jozua, wiens naam boekdelen spreekt: de Here redt. Onverzwakt zoekt hij in zijn ouderdom zijn toevlucht tot de Here. Dat is geen verzoeken van God, maar een krachtig leven uit geloof. Hoeveel te meer zullen wij onze eenheid met Jezus als onze Leidsman belijden. We mogen de moeiten niet  proberen te ontlopen. Hoe vaak wensen we niet wat anders dan ziekte en zorgen. Als de Here het oplegt, dan hebben we te strijden om de beproeving te doorstaan tot in onze ouderdom toe. Rotsvast zullen we belijden: Jezus redt!

 

Deze Schriftoverdenking is genomen uit het boek “Van boek tot boek, van dag tot dag”, onder redactie van ds. D. Vreugdenhil en uitgegeven bij J. Boersma te Enschede in 1979. Deze Schriftoverdenking is van de hand van ds. J.M. Goedhart.