Handoplegging
Lezen: 1 Timotheüs 4
Tekst: 1 Timotheüs 4:14
Zingen: Gezang 9: 6, 7

In de eerste ,,herderlijke brief’’ die Paulus aan Timotheüs schreef lezen we veel over de ambten. Paulus verhaalt hoe op wondere wijze aan hem zelf het evangelie is toevertrouwd. De ambten van ouderlingen en diakenen komen aan de orde. De apostel geeft vermaningen aan heel de gemeente. Maar hij beschrijft ook de taak die Timotheüs ontving. Onder meer schrijft hij ,,veronachtzaam de gave in ut niet, die u krachtens een profetenwoord geschonken is onder handoplegging van de gezamenlijke oudsten’’. Wij noemen soms iemand begaafd asl hij ,,wel ter tale’’ is, de ,,gave van het woord’’ heeft en ,,rijke gebedsgave’’ bezit. Maar Paulus bedoelt hier iets anders. Hij gebruikt het woord ,,charisma’’. Meestal reserveren we dat woord voor de bijzondere Geestesgaven die de Here destijds aan zijn gemeente gegeven heeft: profetie, spreken in tongen, gave der gezondmaking. Hier ziet ,,charisma’’ eenvoudig op een gift die de Here in de genade aan Timotheüs gegeven heeft.

Eens kwam Paulus in Lystra. Daar ontmoette hij Timotheüs, de zoon van een griekse man en een joodse vrouw. Van die Timotheüs werd een goed getuigenis gegeven. Toen is Timotheüs tot ambtswerk geroepen. De ouderlingen en ook Paulus zelf hebben hem de handen opgelegd. Handoplegging betekent niet dat op mysterieuze wijze een hoeveelheid genade in een ander overvloeit via de handen van bijvoorbeeld een bisschop. Handoplegging is een teken, een uittekening van wat Christus doet. hij legt de hand op iemand. Hij eist iemand op tot dienstwerk. De Here heeft op ons allen de hand gelegd toen Hij ons kocht. Wij staan allen in zijn dienst en leven onder zijn zorg. Dat is genade. Wij hadden dat niet verdiend. Timotheüs is genadig tot bepaald ambtswerk geroepen. Dat is zijn charisma. De gave is in hem, dat wil zeggen dat ze hem beheerst. Timotheüs mag die gave niet veronachtzamen door maar te zwijgen omdat hij nog zo jong is. Nee, hij moet uit het Woord des Heren spreken. Niet in ambtshoogmoed, maar omdat de Here hem daartoe geroepen heeft. Bij de handoplegging is geprofeteerd. Het Woord van God is toen gesproken. Timotheüs is door het Woord van de Here geroepen. Christus heeft door het Woord de hand op hem gelegd. Als we er van doordrongen zijn dat de Here op ons allen de hand gelegd heeft is het ons wel duidelijk dat we niet met ,,zondagsdienst’’ kunnen volstaan. We mogen niet verzuimen elke dag het Woord van de Here te onderzoeken opdat we het kunnen uitdragen in de wereld waarin God ons heeft geplaats.

 

Deze Schriftoverdenking is genomen uit het boek “Van boek tot boek, van dag tot dag”, onder redactie van ds. D. Vreugdenhil en uitgegeven bij J. Boersma te Enschede in 1979. Deze Schriftoverdenking is van de hand van ds. J.M. Goedhart.