Het orgel
De geschiedenis van het orgel in de Rehobothkerk is langer en interessanter dan men op het eerste oog zou vermoeden.
Rond 1900 plaatste orgelbouwer J. Proper een oud orgel uit circa 1780 in het kerkgebouw van De Gereformeerde Kerk in Diever (Drenthe). Hij breidde het uit door aan weerszijden van het orgel lange zijvelden met elk drie zinken pijpen te plaatsen. Waar het orgel vandaan komt, wie de oorspronkelijke bouwer was en waar het sinds het einde van de achttiende eeuw heeft gestaan, is onbekend.
In 1938 werd het orgel overgenomen door De Gereformeerde Kerk in Ternaard (Friesland) en geplaatst in het kerkgebouw dat vandaag bekend staat als de ‘Lytse Tsjerke’. In 1973 werd het binnenwerk (de pijpen e.d.) verwijderd en vervangen door een nieuw, elektronisch orgel in de oude orgelkas. Het binnenwerk werd verkocht aan een particulier, die het in 1983 schonk aan twee werknemers van orgelbouwer Hendriksen & Reitsma. De Lytse Tsjerke (met daarin nog steeds de gedeeltelijk uit ca. 1780 stammende orgelkas, met frontpijpen uit dezelfde periode) is in 2024 gesloten.
Orgelbouwer Hendriksen & Reitsma (die later ook het orgel in Het Morgenlicht in Hardenberg bouwde) bouwde in 1983 een nieuw mechanisch sleepladen-orgel voor de Rehobothkerk in Lutten. Dit was het eerste orgel in dit kerkgebouw: voorheen werd gebruik gemaakt van een harmonium. Het orgel werd geplaatst op een balustrade boven de kansel. Hendriksen & Reitsma maakte een nieuwe orgelkas.
Dit was voor het niet al te hoge kerkgebouw in Lutten geen overbodige luxe, zoals een blik op het orgel onder het plafond van de kerkzaal wel duidelijk kan maken. In deze nieuwe orgelkas kreeg, naast veel nieuw pijpwerk, ook pijpwerk uit het orgel uit Ternaard een plaats. Uit onderzoek is gebleken dat de registers Holpijp 8’ en Octaaf 4’ en enkele binnenpijpen van het register Prestant 8’ nog uit circa 1780 stammen. De rest van het pijpwerk is van later datum. Het ‘nieuwe’ orgel werd op 14 oktober 1983 in gebruik genomen. Het is sindsdien ongewijzigd gebleven.
Ondanks de geringe omvang, beschikt het orgel over allerlei verschillende registratiemogelijkheden, zowel voor de begeleiding van de gemeentezang als voor het overige orgelspel. Door de aanwezigheid van twee discantregisters en één basregister (discant = de rechterhelft van het manuaal, bas = de linkerhelft) is er de mogelijkheid om met een uitkomende stem te spelen, zowel op het manuaal als op het pedaal.
Dispositie van het orgel:
Manuaal (C-c’’’): Prestant 8’ (gedeeltelijk uit ca. 1780, C-H gecombineerd met Holpijp 8’), Holpijp 8’ (uit ca. 1780), Octaaf 4’ (uit ca. 1780), Fluit 4’, Quintfluit 3’, Octaaf 2’, Cornet III sterk (discant), Dulciaan 8’ (verdeeld in bas / discant), Tremulant.
Pedaal (C-c’): Subbas 16’.