Tag Archief van: Jakobus

Meditatie over Jakobus 4:1-12

 

Opeens is Jakobus vlijmscherp. Het lijkt haast wel over hij de gemeente uitscheldt: “U bent overspelige mannen en vrouwen!” Het is gelukkig geen uitschelden. Jakobus wil de gemeente wakker schudden. Want hoe ze met elkaar omgaan, dat is niet goed. Ze gaan op een manier met elkaar, zoals mensen van de wereld dat misschien doen. Maar mensen van God mogen zich echt niet zo gedragen.

Wat was er dan aan de hand? Er is veel geruzie in de gemeente. Twist. Partijschap. En dat komt, doordat de mensen bezig waren met hun eigen verlangens. Hun eigen koninkrijkje. Hun eigen naam en eer. De gingen met elkaar om, alsof ze niet met elkaar verbonden waren door het kostbare bloed van Jezus Christus. Ze deden tegenover elkaar, net als de discipelen, die ruzie maakten over de vraag wie van hen toch de meeste zou zijn. Wie vooraan mag staan. Wie de meeste eer moet ontvangen. En dat is toch zo verkeerd. Dat is een zondige, wereldse manier van denken. Ze waren ‘vrienden van de wereld’ geworden. En als je dat bent, dan vind je God tegenover je. Dan ben je een vijand van God, zegt Jakobus. Want Jezus Christus heeft het ons niet zo geleerd. Hij leert ons juist te buigen. En te dienen. En de voeten te wassen.

Jakobus roept de gemeente daarom ook scherp op: als je je zo gedraagt, dan dien je de afgoden van deze wereld. Dan ben je gericht op jezelf. En dat kan niet. Je moet God alleen dienen. Daarom noemt hij het ook ‘overspel’. Geestelijke overspel en ontrouw. Je kan niet God dienen en de afgoden. Ze moeten zich bekeren. God alleen wil de eer, aanbidding en lof van hun hart en mond en handen.

Wat moeten ze doen? Ze moeten zich vernederen voor het aangezicht van God. Staan tegenover de heilige, Almachtige God. En beseffen dat ze zondige mensen zijn. Met een zondig hart. En zondige daden. Dan hebben ze wat dat betreft geen reden om meer te lachen. Dan blijft er één ding over: verdriet over de eigen zonden en schulden. Verdriet tegenover de trouwe God. En belijden van zonden. Als ze dan toen, dan zal God tot hen naderen. Zo genadig is God. Hij belooft hen tegemoet te treden met zijn liefde en trouw. Hij vergeeft graag. Want Hij is streng en rechtvaardig, zeker. Maar Hij geeft des te meer genade (vers 4), zegt Jakobus. Dat is het wonder van het evangelie. God verklaart de schuldige zeker niet voor onschuldig. Maar is genadig aan hen, die spijt betuigt. Hij vergeeft graag een ieder, die tot Hem de toevlucht neemt.

Wees geen vriend van de wereld. Integendeel. Zoek Jezus Christus. Dien Hem als Koning van je leven. Want als je Hem zo zoekt en dient en aanbid. Dan ben je geen vriend van de wereld. Nee, dan mag je in geloof weten: Jezus zegt mijn vriend te willen zijn. Zoals Hij dat zelf heeft gezegd in Johannes 15:14 “U bent Mijn vrienden, als u doet wat Ik u gebied.” En als Hij dat van jou zegt, dan ben je in goed gezelschap!

 

Vragen ter overweging

  1. Wat betekent het om vriend van de wereld te zijn? En wat is daar gevaarlijk aan?
  2. Wanneer en hoe verneder jij je onder de hand van God?
  3. Wat betekent het voor jou, dat de Heere je op zijn tijd zal en wil verhogen?

 

Lezen Jakobus 4 (klik hier).

Klik hier om de preek over Jakobus 4:4-10 te horen.

Meditatie over Jakobus 3:1-12

 

Wat kan het irritant zijn, als mensen in herhaling vallen. Steeds hetzelfde zeggen. Dan haak je al snel af, omdat je ’t al eerder hebt gehoord. Herhaling is vervelend, en als het niet strikt noodzakelijk is, dan probeer je dat te voorkomen. Toch valt Jakobus in herhaling. Al twee keer eerder zegt hij tegen de gemeente: zondig niet met je tong. Roddel niet. Spreek geen kwaad. En nu in Jakobus 3 opnieuw, heel uitgebreid, met wel zeven verschillende voorbeelden. Blijkbaar vindt hij dat nodig. Blijkbaar wil hij gebruik maken van de kracht van herhaling. Om de gemeente het echt in te scherpen dat ze moeten opletten in hun spreken en zwijgen.

Ik denk dat deze les niet alleen nodig was voor die gemeente, waar Jakobus deze brief aan schrijft. Deze les is eigenlijk een les voor ons mensen, de eeuwen door. Adam en Eva zondigen met de tong, meteen na de zondeval. Adam spreekt kwaad over God en de vrouw (“de vrouw die U mij gegeven hebt…”). Het Bijbelboek Spreuken staat er vol mee. En tal van voorbeelden zijn uit de Bijbel op te sommen, waar Gods kinderen zondigen met de tong. Dat is denk ik wel herkenbaar, ook vandaag. In de oorlogen, maar ook in tijden van verkiezing, is er een andere oorlog: een informatie-oorlog. Waarin men goed praat over zichzelf. En kwaad spreekt over ander. Ook ons kan dat overkomen. In je eigen leven, in de kring van familie, vrienden, collega’s. In de gemeente van Jezus Christus. Dat je roddelt over de ander. En meestal zijn dat niet eens ronduit leugens. Nee, vaak is het juist de waarheid of een deel van de waarheid, over de ander. Die je dan deelt, omdat het smeuïg is. Omdat het ‘leuk’ is om door te vertellen. Details, die je ter ore is gekomen. En die de ander negatief wegzetten. Of in ieder geval de indruk geven dat jij zó niet bent. Een zonde die ons allen dicht bij het hart ligt. Kinderen van Adam als wij zijn. Gevallen zondaren. Met een hart, vooral vol met liefde voor onszelf. En niet voor God en onze naaste. Dat kan je proeven, in hoe je spreekt over de ander.

Daarom wordt Jakobus niet moe om te zeggen: zondig niet met je tong. Wees niet elkaars leermeesters. Troef elkaar niet steeds af met betweterigheid. De tong is maar een klein lichaamsdeel, maar vergis je niet. Het kan bepalen wie jij bent. Hoe anderen jou kennen. Jakobus vergelijkt het met een vuur: een kleine vonk kan een enorm brand als gevolg hebben. Zo kan één opmerking veel kapot maken. En je kan iets wat eenmaal gezegd is, niet meer terugnemen. Hij bouwt zijn betoog op, totdat het hoge woord eruit komt. “De tong wordt zelf door de hel in vlam gezet.” Daar zie je de echte bron van slechtheid. Een kwade tong komt dáár vandaan: van de vader van de leugen. Slechte woorden brengen je dus in verbinding met de grote tegenstander.

Moet je dan voortaan letten op alles wat je zegt en verzwijgt? Jazeker. Maar dat is niet het enige. We moeten dieper kijken. Want het probleem is niet onze tong alleen. Het probleem zit in ons hart. Jezus Christus zegt dat in Mattheus 15: “Dingen die uit de mond komen, komen voort uit het hart, en die verontreinigen de mens. Want uit het hart komen voort kwaadaardige overwegingen, alle moord, overspel, ontucht, diefstal, valse getuigenissen, lasteringen. Deze dingen zijn het die de mens verontreinigen!” Slechte woorden tonen ons slechte hart. Dáár is bekering nodig! Dat je spijt hebt van je verkeerde woorden, roddel, kwaadsprekerij. En je inspant om goed over de ander te praten. Wij mensen kunnen dat niet. Jakobus zegt het ook: “Geen méns kan de tong temmen.” Zo is het. Wij mensen kunnen dat niet. Maar Goddank, Eén is er, die het wel kan! En dat is de Heilige Geest. Hij kan ons gelijkmaken aan het beeld van Jezus Christus. Toen Hij werd uitgescholden, schold Hij niet terug. Hij leed, en droeg, en volbracht zijn werk. Uit liefde. Als je Jezus Christus kent. En Hem verlangt te volgen. Dan zal dit gebed ook in ons leven steeds meer vorm mogen krijgen: Heere, “mogen de woorden van mijn mond en de overleggingen van mijn hart U welgevallig zijn. O, Here, mijn Rots en mijn Verlosser.”

 

Vragen ter overweging

  1. Wanneer is het voor u het meest verleidelijke moment of situatie om dingen te delen over anderen, die beter zijn om niet te delen?
  2. Herkent u het, dat u achteraf spijt hebt van uw woorden?
  3. Weet u wat uw eigen drijfveer is geweest, als u hebt kwaadgesproken over uw naaste? Zou u iets kunnen doen aan die drijfveer, de motivatie om zo te spreken?

 

Lezen Jakobus 3 (klik hier).

Klik hier om de preek over Jakobus 3:1-12 te horen (de preek begint bij 31:27).