Tag Archief van: Liefde

Spreuken 3:5-6

5 Vertrouw op de HEERE met heel je hart,
en steun op je eigen inzicht niet.
6. Ken Hem in al je wegen,
dan zal Híj je paden rechtmaken.

 

Meditatie over Spreuken 3:5-6

Het Bijbelboek Spreuken is een heerlijk, praktisch Bijbelboek. De Heere geeft ons daar onderwijs, zoals een vader onderwijs kan geven aan zijn zoon. Met alle liefde bindt God ons op het hart hoe we moeten leven. Praktisch, concreet, en zó wijs. Om het goede, ware leven te leven. Tot eer van God. Dicht bij Jezus Christus. Een leven tot in eeuwigheid.

De HEERE vraagt dan bovenal één ding van ons. En dat is vertrouwen. Vertrouw de HEERE met heel je hart. Met alles wat in je is. Vertrouwen is echt je overgeven aan God. Zoals wij ons achterover kunnen laten vallen, en vertrouwen dat de twee mensen die daar staan ons ook opvangen. Zo moeten wij ons leven toevertrouwen aan de HEERE. Omdat we weten: Hij doet wat Hij zegt. Hij is trouw. Hij redt mij. En leidt mij. In een moeilijk periode is Hij er. En ik vertrouw op zijn wijsheid, door gehoorzaam te doen wat Hij vraagt.

Maar wat kan dat lastig zijn. We zijn vaak eigenwijs. Omdat we denken, waarom gaat God deze weg met mij? Dat is toch helemaal geen goede, verstandige weg? Dat is juist een moeilijke, harde weg. Of dat we denken: waarom vraagt de HEERE van mij om dit of dat te doen. Wat is toch helemaal niet nodig? Ik ga wel op mijn eigen pad. Ik maak wel mijn eigen keuzes.

Wat doen we dan eigenlijk? Dan vertrouwen we ons misschien wel aan de HEERE toe. Maar niet met héél ons hart. Niet met héél ons leven. Niet in ál onze wegen. Maar dat vraagt God nu juist wel van ons. Niet maar een beetje vertrouwen. Maar alles. Helemaal. Altijd.

Kunnen wij dat? Nee. Doen wij dat? Ook niet. Weet je hoe zo’n leven vol vertrouwen er uit ziet? Dan moet je kijken naar Jezus Christus. Die leefde helemaal in vol vertrouwen op God. Hij steunde niet op eigen inzicht. Zelfs in het diepst van zijn lijden, toen Hij vroeg: laat deze beker aan Mij voorbijgaan. Zelfs toen zei Hij: maar laat niet Mijn wil, maar uw wil geschieden. Hij kende God, in al zijn wegen. Zelfs op die weg, die voor Hem leidde naar Golgotha.

Als je Jezus wilt kennen in al je wegen. Verlangt om Hem te vertrouwen met heel je hart. Dan ben je op de goede weg. Dan belooft de Heere: Ik zal je paden recht maken. Dat betekent niet, dat alles in je leven zal lukken. Dat alles goed komt. Maar de HEERE belooft wél: Ik ben er bij. Ik zal je helpen, ook in moeiten en verdriet. En ik geef je een hart, dat zijn vreugde in Mij vindt. Ondanks alle verdriet en strijd die er kan zijn.

Ga niet in eigen wegen! Wees niet dwaas. Want dat leidt tot de eeuwige ondergang. Maar vertrouw op de HEERE met heel je hart. Ken Hem in al je wegen. Dan zal Hij je paden recht maken.

 

Vragen ter overweging

  1. In welk deel van je leven vindt je het gemakkelijkste om op de HEERE te vertrouwen?
  2. En in welk deel van je leven vindt je dat juist het moeilijkste?
  3. Hoe kan je merken dat de Heere ‘je paden recht maakt’?
  4. Wie zou je graag willen bemoedigen met deze Bijbeltekst?

Lezen Spreuken 3 (klik hier).

De preek over Spreuken 3:5-6 van ds. C. Koster is via deze link na te luisteren (de preek begint vanaf 28:30).

Meditatie over het negende gebod en Efeze 4:17-32

Als er ruzie is, dan gebeurt het snel. “Dat heb ik niet gezegd.” De waarheid wordt meteen bestreden of verdraait. Wat is wel en wat is niet echt gebeurd is dan vaak lastig uit te zoeken. Vandaag is het lastig om de waarheid te achterhalen. In tijden van oorlog zijn vele mensen daar voortdurend mee bezig om de beelden en berichten te verifiëren, om te kijken wat waar is. Bij de verkiezing in Amerika zijn factcheckers continu aan het werk. Vaak zijn die er best handig in, en hebben ze snel boven water of iets wel of niet waar is. Toch blijft het soms wel lastig. In rechtszaken waarin het gaat over grensoverschrijdend, seksueel gedrag bijvoorbeeld. Was de seksuele omgang wel of niet met iemand instemming? Dan is het zomaar het woord van de een tegen het woord van de ander.

Vroeger was het nog veel moeilijker. Toen hadden ze geen camera’s, foto’s, emailberichten. Eén van de weinige dingen waar ze gebruik van konden maken is: getuigen. Iemand die iets zelf had gezien. En zo’n getuige kon dan een schuldige schuldig verklaren of een onschuldige vrijspreken. Maar, dan moet zo’n getuige wel betrouwbaar zijn. Stel dat een valse getuige zei dat hij iemand overspel heeft zien plegen (daar stond de doodstraf op). Dan kon het dus de ander zijn kop kosten!

De HEERE heeft daarom in zijn geboden aangegeven hoe belangrijk het is dat je de waarheid spreekt. Je mag niet vals getuigen tegen de ander. En dat was niet alleen vroeger belangrijk. Ook vandaag is dit nog zó belangrijk. Dat je eerlijk bent. Betrouwbaar in je spreken. De indruk die een ander geeft over jou, kan je maken of breken. Kan je goede naam eer aan doen of te gronde richten. En het is zó gemakkelijk gezegd. Even iets doorvertellen, wat echt is gebeurd. Maar wat echt niet moest worden gezegd. Even net iets achterwege laten, om het beeld gunstig te beïnvloeden.

Nee, zegt de Heere. Nee, zegt Paulus. Spreek de waarheid tegen elkaar. Dat is de wil van God (Ef. 4:25). Niet de leugen, want dan sta je in verbinding met de vader van de leugen. Kijk daarvoor uit. Bekeer je, van zonden met de lippen. Maar spreek de waarheid. Wat is dat: de waarheid spreken? Niet de harde waarheid, zodat je alle zonden en narigheid van een ander zo mag doorvertellen. Nee, de waarheid in God en Jezus Christus. De waarheid, die vervuld en omringt wordt door liefde. Door zelfbeheersing. Om tot zegen van de naaste te zijn.

God wil je die kracht geven. Jezus Christus is zelf de Waarheid. Hij ging als Verlosser zijn weg in deze wereld. Hij ging gebukt onder de leugen. Werd vals beschuldigd. Zelfs vals veroordeeld. Hij kwam om te lijden en te sterven, voor onze zonden. En als je de toevlucht neemt tot Hem. Dan wil zijn Geest je leiden, achter Hem aan. Om zo de waarheid te spreken. Uit liefde voor God. En uit liefde voor je naaste.

Vragen ter overweging
1. Is roddelen voor jou een grote verleiding? Waarom wel of niet?
2. Hoe kan je zo spreken, dat je de goede naam van je naaste juist beschermt?

Lezen Efeze 4 (klik hier).

De preek over het negende gebod is helaas niet na te luisteren, vanwege een geluidsstoring.

Meditatie over Jakobus 3:1-12

 

Wat kan het irritant zijn, als mensen in herhaling vallen. Steeds hetzelfde zeggen. Dan haak je al snel af, omdat je ’t al eerder hebt gehoord. Herhaling is vervelend, en als het niet strikt noodzakelijk is, dan probeer je dat te voorkomen. Toch valt Jakobus in herhaling. Al twee keer eerder zegt hij tegen de gemeente: zondig niet met je tong. Roddel niet. Spreek geen kwaad. En nu in Jakobus 3 opnieuw, heel uitgebreid, met wel zeven verschillende voorbeelden. Blijkbaar vindt hij dat nodig. Blijkbaar wil hij gebruik maken van de kracht van herhaling. Om de gemeente het echt in te scherpen dat ze moeten opletten in hun spreken en zwijgen.

Ik denk dat deze les niet alleen nodig was voor die gemeente, waar Jakobus deze brief aan schrijft. Deze les is eigenlijk een les voor ons mensen, de eeuwen door. Adam en Eva zondigen met de tong, meteen na de zondeval. Adam spreekt kwaad over God en de vrouw (“de vrouw die U mij gegeven hebt…”). Het Bijbelboek Spreuken staat er vol mee. En tal van voorbeelden zijn uit de Bijbel op te sommen, waar Gods kinderen zondigen met de tong. Dat is denk ik wel herkenbaar, ook vandaag. In de oorlogen, maar ook in tijden van verkiezing, is er een andere oorlog: een informatie-oorlog. Waarin men goed praat over zichzelf. En kwaad spreekt over ander. Ook ons kan dat overkomen. In je eigen leven, in de kring van familie, vrienden, collega’s. In de gemeente van Jezus Christus. Dat je roddelt over de ander. En meestal zijn dat niet eens ronduit leugens. Nee, vaak is het juist de waarheid of een deel van de waarheid, over de ander. Die je dan deelt, omdat het smeuïg is. Omdat het ‘leuk’ is om door te vertellen. Details, die je ter ore is gekomen. En die de ander negatief wegzetten. Of in ieder geval de indruk geven dat jij zó niet bent. Een zonde die ons allen dicht bij het hart ligt. Kinderen van Adam als wij zijn. Gevallen zondaren. Met een hart, vooral vol met liefde voor onszelf. En niet voor God en onze naaste. Dat kan je proeven, in hoe je spreekt over de ander.

Daarom wordt Jakobus niet moe om te zeggen: zondig niet met je tong. Wees niet elkaars leermeesters. Troef elkaar niet steeds af met betweterigheid. De tong is maar een klein lichaamsdeel, maar vergis je niet. Het kan bepalen wie jij bent. Hoe anderen jou kennen. Jakobus vergelijkt het met een vuur: een kleine vonk kan een enorm brand als gevolg hebben. Zo kan één opmerking veel kapot maken. En je kan iets wat eenmaal gezegd is, niet meer terugnemen. Hij bouwt zijn betoog op, totdat het hoge woord eruit komt. “De tong wordt zelf door de hel in vlam gezet.” Daar zie je de echte bron van slechtheid. Een kwade tong komt dáár vandaan: van de vader van de leugen. Slechte woorden brengen je dus in verbinding met de grote tegenstander.

Moet je dan voortaan letten op alles wat je zegt en verzwijgt? Jazeker. Maar dat is niet het enige. We moeten dieper kijken. Want het probleem is niet onze tong alleen. Het probleem zit in ons hart. Jezus Christus zegt dat in Mattheus 15: “Dingen die uit de mond komen, komen voort uit het hart, en die verontreinigen de mens. Want uit het hart komen voort kwaadaardige overwegingen, alle moord, overspel, ontucht, diefstal, valse getuigenissen, lasteringen. Deze dingen zijn het die de mens verontreinigen!” Slechte woorden tonen ons slechte hart. Dáár is bekering nodig! Dat je spijt hebt van je verkeerde woorden, roddel, kwaadsprekerij. En je inspant om goed over de ander te praten. Wij mensen kunnen dat niet. Jakobus zegt het ook: “Geen méns kan de tong temmen.” Zo is het. Wij mensen kunnen dat niet. Maar Goddank, Eén is er, die het wel kan! En dat is de Heilige Geest. Hij kan ons gelijkmaken aan het beeld van Jezus Christus. Toen Hij werd uitgescholden, schold Hij niet terug. Hij leed, en droeg, en volbracht zijn werk. Uit liefde. Als je Jezus Christus kent. En Hem verlangt te volgen. Dan zal dit gebed ook in ons leven steeds meer vorm mogen krijgen: Heere, “mogen de woorden van mijn mond en de overleggingen van mijn hart U welgevallig zijn. O, Here, mijn Rots en mijn Verlosser.”

 

Vragen ter overweging

  1. Wanneer is het voor u het meest verleidelijke moment of situatie om dingen te delen over anderen, die beter zijn om niet te delen?
  2. Herkent u het, dat u achteraf spijt hebt van uw woorden?
  3. Weet u wat uw eigen drijfveer is geweest, als u hebt kwaadgesproken over uw naaste? Zou u iets kunnen doen aan die drijfveer, de motivatie om zo te spreken?

 

Lezen Jakobus 3 (klik hier).

Klik hier om de preek over Jakobus 3:1-12 te horen (de preek begint bij 31:27).

Meditatie over Jakobus 2:8-13

 

Wat is het oneerlijk als er iemand wordt voorgetrokken. Misschien heb je dat wel eens meegemaakt. In de klas of op sport. Dat een ander altijd de beurt krijgt. Of nooit straf krijgt. Dat heet voortrekken en voelt super gemeen. Helaas gebeurt het wel. In de klas. Maar ook wel ons land. Dat sommigen worden voorgetrokken. En dat anderen juist wordt achtergesteld. Op een oneerlijke manier worden benadeeld. Discriminatie heet het dan. En dat is echt niet goed.

En Jakobus laat zien: in de kerk kan dat ook zomaar gebeuren. Dat je druk bent met jezelf. Je eigen eer. Je positie. En dat je dan iemand voortrekt die veel geld heeft. Of een fijn karakter. Of goede humor. Of een goede positie in de gemeente. Terwijl je een ander met minder geld of minder gaven niet ziet staan. Ja, dat je met een boog om de ander heenloopt. En nooit een keer oversteekt. Nooit een vraag, kaart of appje stuurt. Dan doe je eigenlijk hetzelfde. Dan trek je de een voor en benadeel je de ander. Dat discrimineer je in de kerk van vandaag.

En dat is dubbel verkeerd. Want dan beschadig je niet alleen je naaste. Maar ook de goede naam van God en Koning Jezus Christus. Jakobus wijst naar boven. Hij zegt: u heeft de wet ontvangen van de Koning. En als u buigt voor Hem, weet dat voor wie u buigt. Want Hij is de meest nederige Koning. Hij heeft zelf het grote gebod gegeven: heb God lief boven alles en je naaste als jezelf. Hij heeft zelf het grote gebod helemaal gehoorzaamd. Door zijn naaste lief te hebben. Wie de ander ook is. Een hoogstaande Schriftgeleerde. Of een ongeziene man, een zondares, een tollenaar. Anderen lopen er met een grote boog omheen. Jezus niet. Hij gaat ook naar hen toe. Schenkt hen zijn liefde, aandacht en zorg. Hij is immers de Zoon van God. De Redder van zondaren.

Als je Jezus als de Koning in je leven erkent. Dan sta je allemaal op gelijke hoogte. Dan sta je allen aan de voet van het kruis. En kniel je neer, in aanbidding en ontzag. Ja, er is Eén die hoger is. Die op ons neerkijkt. Dat is Hij, die aan het kruis heeft gehangen. Hij, die heeft overwonnen. Jezus Christus. Christenen hebben helemaal geen reden om zich te verheffen. Ze leven allen van dezelfde genade. Ze leven allen uit hetzelfde wonder.

Daarom is het ook zo erg als je op een ander neerkijkt. Dan doe je de Koning geen recht. Erken je Hem niet als de enige Koning. En zet je zijn wet aan de kant. Ja, eigenlijk ga je dan zelf op de troon zitten. Want jij bepaalt ten diepste bij wie het liefdesgebod wél geldt. En jij bepaalt bij wie het gebod niet geldt. Dan heb jijzelf het laatste woord en ben jij feitelijk koning in je eigen leven. Niet Jezus Christus. Zo erg is het om te discrimineren.

Doe het niet, zegt de Heere door Jakobus. Leef in het gebod van ware vrijheid. Leef in de wet van God. Dat bewaart je voor de afgod van eigen eer en eigen positie. De wet van de Heere zet je in de vrijheid van zijn liefde en zijn trouw. Zo komt het er steeds weer op aan. Om te buigen voor Jezus Christus. Vergeving te vragen voor elke keer dat je zelf hebt gezondigd tegen je naaste en tegen God. Om zo, vanuit zijn vergeving, je naaste broeder en zuster lief te hebben. Niet maar sommigen van hen. Nee, állen. Hoe ga jij vandaag je broeder en zuster uit liefde dienen?

Vragen ter overweging

  1. Herken je het in je eigen gedrag, dat je aan sommige gemeenteleden makkelijker en sneller liefdevolle aandacht en zorg geeft dan aan anderen? Hoe komt dat? Zou dat ook discriminatie zijn? Wat kan je er aan doen?
  2. Hoe kan ware liefde en trouw in de gemeente van Jezus Christus groeien?
  3. Op welke manier kan je het beste bespreken als je zelf het gevoel hebt dat anderen jou negeren of achterstellen?

 

Lezen Jakobus 2 (klik hier).

Klik hier om de preek over Jakobus 2:8-13 te horen (de preek begint bij 36:10).